Hiligsmann, Philippe
[UCL]
Wenzel, Veronika
[Universität Münster]
"Een terugblik op de geschiedenis van de toegepaste taalkunde leert ons dat contrastiviteit in het onderzoek naar het verwervingsproces van een vreemde/tweede taal altijd een min of meer centrale plaats ingenomen heeft.
In het onderzoek naar het verwervingsproces van vreemde talen beleeft de Contrastieve Analyse (CA) haar eerste bloeiperiode in de jaren vijftig en zestig (cf. Fries, 1945; Lado, 1957). De contrastief-analisten gingen er toen van uit dat de systematische vergelijking van de moedertaal en de te leren taal hen in staat zou stellen de leermoeilijkheden te voorspellen die de sprekers van een bepaalde taal zouden ondervinden bij het leren van de andere taal. De basisgedachte was dat hoe meer de moedertaal (T1) en de vreemde taal (VT) van elkaar verschillen, hoe moeilijker het is de vreemde taal te leren en hoe meer interferentiefouten de leerders maken. Voor zulke fouten vond men een psychologische verklaring in de behavioristische transfertheorie
Het heeft niet lang geduurd of deze ‘strong version’ van de CA raakte in diskrediet. Uit verschillende onderzoeken is aan de ene kant gebleken dat verschillen tussen talen niet noodzakelijk aanleiding geven tot leermoeilijkheden. Aan de andere kant bestaat er tussen nauw verwante talen (bv. het Duits en het Nederlands) contrastgebrek, wat een hoge graad van interferentie in de hand werkt. Toen duidelijk werd dat de ‘strong version’ van de CA niet klopte, deden de foutenanalisten een beroep op de CA om een ‘linguïstische verantwoording van gemaakte fouten’ te geven (Van Els e.a., 1977: 319). T1-interferentie werd van toen af beschouwd als een van de factoren die een rol spelen bij het verwerven van een VT. Terwijl er in ‘Error Analysis’ uitsluitend aandacht werd besteed aan de foute vormen (negatieve transfer), gingen de aanhangers van de tussentaalhypothese over tot de benadering van het gehele door de leerders opgebouwde [...]"


Bibliographic reference |
Hiligsmann, Philippe ; Wenzel, Veronika. Contrastief taalonderzoek: nuttig, nodig of overbodig?. In: G. Elshout e.a. (red.), Perspectieve voor de internationale neerlandistiek in de 21ste eeuw. Handelingen Veertiende Colloquium Neerlandicum, IVN : Woubrugge 2001, p. 317-336 |
Permanent URL |
http://hdl.handle.net/2078.1/87033 |